hoe vaak heb ik vandaag gedacht
de bus zit in mijn rug zee stroomt onder de banden een paraplu ligt op zijn baas en het bordje van de halte wacht
vader vertelde verhalen, over appels uit de oven, eierkolen in de kelder en een jongetje van vier die voor lucifers langskwam maar dit woord niet uit kon spreken: ossefes leek er het meeste op en dat verkocht zijn winkel niet. ‘s avonds aten wij de appels die verwond, gescheurd, gebroken, te lelijk om te verkopen en bovendien niet te vreten waren. buikpijn in een volle familiekamer. een tante doet het goed op lithium, een andere is zwanger van een onbekende man. de eerste verhuist uit de Randstad, de tweede daar horen we nooit meer iets van. en
het bordje van de halte lacht wil jij het begin van je film weer halen? ik wil opnieuw en dan minder verdwalen hoe vaak heb ik vandaag gedacht: mijn leven loop ik steeds in te halen